Nederlands opdracht 2.1. Hoofdstuk 1

Kirsten komt thuis, ze is de hele week weg geweest. Haar vader en zijn vriendin omhelzen haar en vragen: 'Was het leuk op kamp?' 'Ja het was best wel leuk.' 'Wat heb je allemaal gedaan?' 'We gingen eerst met het vliegtuig naar Ameland, dat was echt vet. Ik zat naast Thomas of Sam dat weet ik niet, want het is een tweeling en ik kan ze niet uit elkaar houden. Er zit wel een heel stom meisje in mijn klas hoor. Anne sloot mij namelijk de hele tijd buiten. Terwijl ik het nou juist zo leuk had met de tweeling. We deden echt heel kinderachtige spelletjes, maar toch was het wel gezellig. Reny is echt een heel dom meisje, want ze had een fles whisky mee op kamp. Ze werd de tweede dag weggestuurd, ze had de hele fles opgedronken!!!!!!!! De dropping was echt super gaaf en de disco en de bonte avond waren ook super leuk. Het was eigenlijk wel heel leuk.' 'Wat fijn voor je meisje', zei haar vader, 'maar ik moet nu echt gaan werken'.

'Hé Kirsten zullen we lekker je lievelingsprogramma gaan kijken op tv en wat bijkletsen?'
 Kirsten en Mirjam gaan lekker tv kijken. Ondertussen babbelen ze nog wat bij.

'Mirjam wat vind jij van jongens?' Waarom wil je dat weten? Ben je soms verliefd op iemand uit jouw klas?' 'Nou misschien wel.'
Het is een tweeling en ik weet steeds niet wie wie is, maar Thom is de leukste van de twee.' 'Vertel eens hoe ziet hij er uit?' Hij heeft hele mooie bruine ogen. Hij heeft kort krullend haar, dun en
gespierd. Hij danst, hij doet aan modern ballet, wel een beetje raar voor een jongen hé?' 'Ja wel een
beetje. Weet je Kirsten, volgens mij is het een heel aardige jongen.' 'Mirjam ik ben verliefd op hem'. 'Dat is echt heel leuk voor je, maar nu gaan we slapen, want het is al heel laat.'
'Lekker slapen!'